Dick Berckenkamp schildert herinneringen. Dat begint als terughalen hoe iets was, verdwijnt bij zijn moeder. Het geheugen prikkelt hem in zijn werk als kunstenaar. Al schilderend leidt dat tot de serie ‘Igoriaans’, werken waarin vijf voorwerpen de basis zijn. Voorwerpen die een dans aan gedachten oproepen.
Het schilderij over zijn vader groeit nog in zijn hoofd. Twee voorwerpen zullen daar zeker op te zien zijn. Zo’n jaren zestig melkfles. En een saxofoon van jazzmuzikant Ben Webster. Die twee voorwerpen brengen Dick direct terug naar een bijzonder moment. Zijn vader die glas na glas melk ‘voert ‘aan Ben Webster. Hij hoopt daarmee een mooie jazz avond in de kelder van Gebouw De Heuvel te redden. Want deze Webster stapt te dronken om te spelen het gebouw binnen.
Die kelder. De concerten die daar plaatsvinden. Dick glimt als hij het erover heeft. Hij is tien, elf jaar als zijn vader beheerder is van Gebouw De Heuvel. En woont met zijn ouders en twee oudere zussen in de torenkamers op het dak van het pand. Een gouden tijd voor een jonge gast. Want overal kan hij in en bij. De Heuvel bruist in die tijd van het jonge leven. Er is een doca. De pottenbakkerswerkplaats van Ada. Er zijn muziekkelders. Een filmzaal. In de kleedkamers van de toneelruimte liggen de tenten voor de kampen voor de protestantse jeugd.
Dick zit naast de projector in de filmzaal. Ontwikkelt in de doka zijn eerste foto’s. Scharrelt in het atelier als iedereen in het weekend weg is. Hoort en ontmoet de artiesten in die befaamde kelders. Hockeyt op het dak, waar zijn hond op de duiven jaagt. Slaapt in de legertent die zijn vader op het dak opzet. Hij herinnert zich de dagen dat het Rotterdams Philharmonisch oefent in de theaterzaal. “Dan loop je daar als jonge jongenal die muzikanten aan het spelen zijn. Magisch.”
Zijn vader is een lieve man. Die er echt stond. De baas was. Altijd graag met jonge mensen bezig. De meest bizarre problemen oplossend. Saté halen aan het eind van weer zo’n jazzavond in de kelder. En samen met de Belgische herder Herta iedere avond checken of het pand echt wel leeg is. ‘Want de deur van De Heuvel staat altijd open. En dan tref je er wel eens iemand aan’.
Vrijheid. Speelruimte. Mogelijkheden. Dat zijn woorden die omhoogkomen. Alles kan: zijn zus leert in de toneelzaal rijden op haar zelf verdiende brommer. Protestants sfeertje? Ach: de jonge predikanten die er rondlopen, zijn van het vrije soort. Het is ook een tijd dat er wordt gewerkt aan de restauratie van de naastgelegen Laurenskerk. En omdat Dick bevriend is met het zoontje van de opzichter, is ook dat zijn speelterrein. Er is geen zolder die hij niet gezien heeft. In de omheinde bouwplaats rond de kerk, rijdt hij met zijn vriendje rond in de legertruck die daar nog staat.
‘Als kunstenaar ben ik hier geboren’. Die kunstenaar ziet mooie mogelijkheden voor de Heuvel van nu. Kunst projecteren op de gevel bijvoorbeeld. Graffiti die aan en uit kan. Hij ziet wat dat doet bij een Troostkunst’ project tijdens de lock- down in Schiedam.
De huidige Heuvel raakt hem door de missie: Plek voor Gesprek. ‘Een centrum voor debat is geweldig zo in het hart van de stad. Welkom is voor mij het haakje. Zo laagdrempelig als het maar kan.’
En dat werk met herinneringen aan zijn vader. Die vijf voorwerpen schilderen die daarbij horen. ‘Het zou wel heel mooi zijn, als dat hier kan. Dan is de cirkel weer rond’
Dick Berckenkamp is kunstschilder. Hij woont in Rotterdam en heeft zijn atelier in Schiedam. Van 1965 tot 1970 woonde hij met zijn ouders en zussen in Gebouw De Heuvel. Op de foto: Dick en hond Herta.
Dit gesprek is onderdeel van de serie “Band met dit Pand”. Betrokkenen bij de Stichting Gebouw De Heuvel vertellen wat de Heuvel met ze doet en welke toekomst ze zien. Interviewer is Odette Bovenberg. Zij stapte in 2020 voor het eerst over de drempel van De Heuvel. En doet dat naast het werk voor haar Empty Cup Company steeds vaker.